13/09/2017

Een weekend op Middachten

Ik ben niet geboren, maar wel getogen in het oosten van Nederland.
Waar woonden we: aan de Veluwezoom. Bijna iedereen in Nederland kent de Posbank, en de heidevelden eromheen. Daar dus.

Tussen de bossen aan de ene kant - gelukkig nog de beukenbossen, en niet de eindeloze dennevlaktes van de Veluwe zelf - en de uiterwaarden met de IJssel aan de andere kant.
Een mooi landschap.

Als kind neem je dat voor vanzelfsprekend aan, al zagen we, hoe jong ook, dat het 'best mooi' was. Alleen wilde ik geen mooi landschap en al helemaal geen bos. Ik wilde terug naar de zee, naar daar waar ik geboren was.

Terug naar de zee, terug naar den Haag lukte op mijn 18e. Pas nu, decennia later, kan ik het gebied van mijn jeugd meer waarderen en is het niet alleen: allemachtig, er gebeurt hier écht niks maar ook: het is hier mooi.

Nu wil ik het ook aan Pieter laten zien - hij komt van de rivieren, de sloten en de weilanden van het westen. Uitgestrekt, uitzicht tot de horizon, dat hadden wij niet. Het heeft lang geduurd voordat ik met schilderen geen heuvels en hekjes meer in mijn landschappen zette.

Even voorbij Rheden, waar ik opgegroeid ben, ligt kasteel Middachten. Sinds 800 jaar in het bezit van één (grafelijke) familie, de Van Aldenburg-Bentincks. Oude, héél oude adel, en een oud huis - het kasteel - dat langzaamaan in oude luister hersteld wordt. Het huis, de bijgebouwen en de tuinen zijn opengesteld. Dat kan dankzij een hoop subsidie en de inzet van heel veel vrijwilligers.

Mijn ouders hebben jarenlang als vrijwilliger voor het kasteel gewerkt, mijn moeder tot een jaar geleden. Zij wist dan ook van de plannen om in de knechtenkamers boven de stallen een Bed & Breakfast te maken, en nodigde ons meteen uit om daar een keer te komen overnachten.

Dit weekend leek ons ideaal. We zitten midden in een zeldzame Indian Summer, en in de tweede week van september werden bijna tropische temperaturen verwacht. De drie kamers blijken de hele maand volgeboekt, op één kamer - de goedkoopste, ook nog - op één dag na. Precies de dag die wij gepland hadden voor een bezoek.

Fietsen achterop de auto en naar De Steeg.
We mogen over de oprijlaan.
We mogen onze auto neerzetten bij het hek dat de brug over de slotgracht afsluit.
Met een gastvrouw gaan we het afgesloten voorterrein op, met de bijgebouwen aan de zijkant en voor ons, na nog weer een brug, het kasteel.

Ok, kasteeltje.
Erg groot en mooi is het niet maar het is wel dierbaar: we komen er dankzij mijn moeder sinds jaar en dag tijdens de Kerst openstelling, wanneer de kamers op de benedenverdieping sprookjesachtig versierd zijn met kerstbomen, bloemstukken, takken en lichtjes.
Ook bij elke jachtmanifestatie zijn we er trouwens - maar nu mogen we verder.

We krijgen onze kamer te zien, heel mooi, het koelkastje met een fles prosecco - gratis - en de keuken waar de volgende dag het ontbijt zal worden geserveerd --- bij de prijs inbegrepen. De keuken komt uit op een overdekte vlonder boven de slotgracht, mogen we ook op. Een grote tafel met kaarsen voor in de avond staat al klaar.

Naast de vlonder gaat een trapje naar beneden, dat uitkomt bij een bruggetje naar de tuin.
De tuin is tot morgenmiddag van ons. We mogen gaan en staan waar we willen. We zijn die nacht de enigen.

Maar eerst gaan we fietsen: het (voor ons) beroemde fietspad van De Steeg naar Rozendaal, boven Velp. Meteen bij de start een forse klim met haarspeldbochten - ik heb aanzienlijk minder conditie dan veertig jaar geleden - maar daarna ben je boven en zak je richting Velp iedere keer comfortabel een stukje naar beneden, langs de heidevelden, door stukken licht bos, vlak dennenbos of beukenbomen tegen de stuwwallen aan. Het is prachtig. Het is bloedheet. En het is stil, heerlijk stil.

Ik laat Pieter zien waar ik op het Lyceum heb gezeten: boven op een heuvel (de 'Kleiberg'!), half in het bos. Door het bos fietsen we naar wat ooit een dependance van de school was, en waar ik wiskunde lessen kreeg: het dorpsschooltje van Rozendaal, bij het kasteel. We fietsen terug zoals ik het altijd in de zomer deed: door het bos.
Ik ben toch wel in een mooie streek opgegroeid.

We fietsen terug naar Middachten en halen mijn moeder op.
Zij wil alles zien, en als wij de grastennisbaan ontdekken bij de buitenmuur, met als toegangshek een schitterende trellis (treillage, zegt mijn moeder, maar die is altijd meer op Frans geweest) zit ze op een bank van de éénjarigen-tuin te genieten - de tuin staat nog in volle bloei - terwijl wij proberen tot een rally te komen met oude houten rackets op een baan die véél te zacht is.
Maar het trage pok-pok-pok van de tennisballen is het meest zomerse geluid wat ik ken, en de wetenschap dat er niemand anders in de kasteeltuin is dan wij is wel heel bijzonder.

Aan de tafel op de vlonder, met zicht op al het groen en de Engelse borders drinken we de fles Prosecco leeg.

's Nachts worden we wakker van de stilte.
De volgende ochtend, ruim voor het ontbijt, wandelen we de hele tuin door: de zuidmuren met de fruitbomen, de grote gazons, de rozen- en de kruidentuin, de Oranjerie met de kuipplanten - grote sinaasappelbomen, kleine citroenboompjes - ze staan dankzij het mooie weer nog buiten.
We lopen een klein uurtje, dan zijn we weer terug bij ons 'eigen' bruggetje.

Het is nog steeds doodstil.
Op de gazons begint de dauw langzaam op te drogen.
Tussen de bomen hangt nog de koelte van de nacht.
Het is paradijselijk.

















































No comments:

Post a Comment

Note: only a member of this blog may post a comment.